Door uw hond te laten vaccineren, geeft u hem bescherming tegen een aantal infectieuze ziekten. Door te vaccineren zal het afweersysteem van het lichaam hierop reageren door het vormen van antistoffen tegen de ingeënte ziekteverwekkers. Deze antistoffen geven uw hond bescherming als hij in contact komt met deze ziektekiemen.
Pasgeboren pups krijgen via de moedermelk antistoffen mee die hen een tijdelijke bescherming geven. Vanaf de leeftijd van 6 weken zijn deze antistoffen niet voldoende meer aanwezig en dat maakt de pup gevoelig voor ziekteverwekkers. Daarom starten we met het vaccineren van een pup op de leeftijd van 6 weken.
Ziekten | 6 weken | 9 weken | 12 weken | 1 jaar | 2 jaar | 3 jaar | 4 jaar, enz |
Parvovirus | x | x | x | x | x | ||
Leptospirose | x | x | x | x | x | x | |
Inf. hepatitus | x | x | x | ||||
Hondenziekte | x | x | x | x | |||
Kennelhoest | x | x | x | x | x | ||
Rabies | x | x |
De inenting tegen rabies:
Steeds vaker krijgen we de vraag of jaarlijks vaccineren wel noodzakelijk is. Zijn we niet bezig om onze dieren te overvaccineren?
De antistoffen tegen Leptospirose (de ziekte van Weil) blijven maar 1 jaar werkzaam, hiervoor is dus een jaarlijkse hervaccinatie noodzakelijk.
De antistoffen van andere ziekten blijven mogelijk meerdere jaren aanwezig, hiervoor is jaarlijkse hervaccinatie dus overbodig. Bij het opstellen van het vaccinatie schema is hier rekening mee gehouden. Echter kunnen er dan nog steeds voldoende antistoffen aanwezig zijn om uw hond te beschermen. Door middel van de vaccicheck kunnen we in het bloed meten hoeveel antistoffen er nog aanwezig zijn en of de vaccinatie nog uitgesteld kan worden. Door deze methode toe te passen kunnen we het aantal toegediende vaccins zoveel mogelijk beperken, maar kunnen we toch voldoende bescherming garanderen.
Door het uitvoeren van de vaccicheck kunnen we testen op infectieuze hepatitis, parvovirus en hondenziekte.
Deze antistofbepaling gebeurt op een vers bloedmonster. Dit bloedmonster kunnen we afnemen tijdens de jaarlijkse controle.
Elke kitten krijgt via de moedermelk afweerstoffen tegen ziekten. Tussen de 6 en 16 weken verdwijnt deze weerstand en moet de kitten zelf weerstand opbouwen. Door middel van vaccinatie helpen we de kitten weerstand op te bouwen zonder echt ziek te worden.
Om deze weerstand bij de kat te behouden is het belangrijk om deze inentingen te herhalen.
Als er kittens zijn geboren waarbij de moeder voor de dracht niet is gevaccineerd, starten we al met vaccineren op de leeftijd van 6 weken.
Ziekten | 9 weken | 12 weken | 1 jaar |
Kattenziekte | x | x | x |
Niesziekte | x | x | x |
Bordetella | x of | x | x |
Met de leeftijd van 9 weken kan ook de FeLV vaccinatie worden gegeven, deze vaccinatie is echter niet standaard. Deze dient jaarlijks te worden herhaald. Met de leeftijd van 16 weken adviseren we de vaccinatie als de kat leeft op een plaats waar de infectiedruk hoog is (zoals asielen en eventueel catteries).
De inenting tegen rabies:
Ziekten | 2 jaar | 3 jaar | 4 jaar | 5 jaar | 6 jaar | 7 jaar | 8 jaar, enz |
Kattenziekte | x | x | |||||
Niesziekte | x | x | x | x | x | x | x |
Bordetella | x | x | x | x | x | x | x |
Voordat de dierenarts de vaccinatie geeft, kan eerst worden gemeten hoe hoog de antistoffen in het bloed zijn. Deze (titer)bepaling is voor kattenziekte betrouwbaar. Voor niesziekte is deze meting niet betrouwbaar, dus raden we jaarlijks een vaccinatie tegen niesziekte aan.
Sinds het voorjaar van 2020 is er een nieuw konijnenvaccin. Dit vaccin geeft bescherming tegen myxomatose, RHD1 en RHD2. Het konijn wordt hiermee één jaar beschermd.
Het vaccin kan vanaf een leeftijd van 5 weken worden gegeven en dient daarna jaarlijks te worden herhaald.
Zowel binnen als buiten gehouden konijnen lopen kans op een besmetting met één van de virussen. De virussen worden namelijk via besmet voer en door stekende insecten overgedragen.
Myxomatose:
Dit is een virusinfectie waarbij de oogleden, lippen en de huid rond de anus verdikt. Verder krijgen de konijnen koorts en voel ze zich ziek. Er is geen medicijn tegen deze aandoening. We kunnen hooguit het dier ondersteunen om de ziekte te overwinnen. Helaas verloopt de ziekte vaak snel en eindigt met de dood. De infectie wordt verspreid via stekende insecten en/of door contact met besmette dieren.
Rabbit Haemorrhagic Disease Type 1:
Dit is een virusinfectie, waarbij het konijn meestal binnen 24-48 uur sterft aan inwendige bloedingen. Het verloopt meestal zo snel dat er geen ziekteverschijnselen aan vooraf gaan. Deze ziekte wordt verspreid via vliegen, besmette materialen, contact met wilde zieke konijnen of door het voeren van besmet geplukt gras.
Rabbit Haemorrhagic Disease Type 2:
Dit is een nieuwe variant van de RHD1-virus. Deze variant veroorzaakt ook sterfte onder de konijnen. Echter duurt het bij dit virus gemiddeld 3-5 dagen voordat het dier sterft. Je ziet (acute) benauwdheid, bloedingen of neurologische verschijnselen (tremoren) voorafgaand aan de sterfte.
Als u langskomt met u konijn voor vaccinatie kijken wij deze standaard helemaal na.